Sinds een paar maanden geef ik Nederlandse les aan nieuwkomers in ons land. Alles in die lessen is gericht op de bruikbaarheid van de taal: boodschappen doen, formulieren invullen, solliciteren. De, het, een. Ik ben Jeanet, wie ben jij?
Om je te kunnen redden in onze formulierenmaatschappij, is het hartstikke handig om te leren over de postcode, de huisarts, de supermarkt en de gemeente. Maar soms is de taal van de boodschappenlijstjes wel érg eendimensionaal.
Aan het andere eind van het taalspectrum bevindt zich de poëzie. De poëzie die de taal oprekt, die niet per se gaat over praktisch nut, maar eerder over gelaagdheid, muzikaliteit en expressie.
‘Poëzie is een totaalervaring.’
Daarover zijn de dichters Sasja Janssen, Floor Buschenhenke en Anne van Amstel het gloeiend eens. Voor mijn nieuwe boek Ik en het Gedicht heb ik hen ondervraagd over hun schrijfproces. De interviews zijn bijna uitgewerkt. Het boekontwerp is klaar. En ik breek mijn hoofd over de zoveelste versie van mijn inleiding.
De boekpresentatie staat gepland op 18 maart. Plaats en tijd volgen nog.
En dan is het nu tijd voor de kerstboodschappen.