TUSSENTAAL is de titel van een serie columns over mijn avonturen in de NT2 klas.
Jamil uit Syrië lijkt op mijn schoonvader met zijn strak gestreken geruite overhemd en altijd die frons in zijn voorhoofd. Hij zit vol verhalen en politieke ideeën maar die komen er zoekend en onzeker uit.
De les is afgelopen. Iedereen pakt zijn tas.
Jamil blijft zitten. Hij vraagt: ‘Mevrouw Jeanet, ies normaal dit?’
‘Wat bedoel je?’
‘Hoe ik praat. Ies normaal?’
‘Hoezo?’ vraag ik door, al heb ik wel een idee.
‘Mijn werk in Hema gebeurt ook, ik wéét wat ik zeggen, ik wéét hoe ik zeggen. Het komt heel anders uit mijn mond. Hoe kan dat?’ Wanhopig klinkt hij.
‘Schrijven gaat goed en lezen gaat goed,’ moedig ik hem aan, ‘maar dat is op papier. Spreken is anders. Dat moet meteen, je krijgt geen tijd om na te denken.’
Ik denk intussen aan mijn zomerse Frans dat vaak klinkt als een ketting van aaneengeregen woorden, zonder vervoegingen en le of la. Ik wéét dat ik het fout doe, maar soms heb ik domweg niet meer Frans in huis.
‘Het gebrabbel heet tussentaal. Het is de enige manier om het te leren. Heel vervelend, maar helaas niks aan te doen. Blijf praten, Jamil. Het gaat heel erg goed.’
Jamil zucht. De frons is even weg. Dit is dus normaal. Als mevrouw Jeanet het zegt.